|
Article rank 4 May 2011 De Morgen DOOR FLEUR SPEET
E N T I U S Erfelijke last
Eigenlijk zouden ouders een diploma moeten halen voordat zij aan kinderen beginnen. In Het kabinet van de familie Staal, de vierde roman van Yolanda Entius, wordt een familiedrama opgeroepen dat deze verzuchting rechtvaardigt. De tirannie was gebouwd op woorden, klappen waren niet nodig.
Hoofdpersoon Mees Staal, Pimpelmees zoals zij zichzelf noemt, is 41 en bijna 12 weken zwanger. Haar kindje is misschien zo groot als een duim. Ze twijfelt of ze het wil houden en denkt terug aan haar jeugd en hoe ze geconditioneerd werd door haar ouders. De rondzingende vraag in de roman Het kabinet van de familie Staal, is in hoeverre Mees op haar moeder lijkt. Haar vader, Kobe, was een huistiran. Een kleine man die zichzelf opblies tot buitengewone proporties, zijn vrouw koeioneerde en zijn kinderen eronder hield. Huilen was bijvoorbeeld niet toegestaan. De tirannie was gebouwd op woorden, klappen waren niet nodig. Dat had vooral te maken met de moeder van Mees, Muis. Zij was de lakei van Kobe. Ze knipmeste voor hem, kon met haar ogen meer zeggen dan met woorden en voedde haar kinderen zoveel mogelijk buiten het zicht van haar echtgenoot op. Hoewel Mees – de jongste van de drie meisjes – het opstandigste en mondigste kind in de familie was, blijkt ze tijdens ruzies met haar vriend het gedweeë, meelijwekkende gedrag van haar moeder te kopiëren. Daardoor krimpt ze ineen van schaamte en afschuw. De gedachte wordt nergens expliciet gemaakt, maar het is duidelijk dat Mees worstelt met het idee dat ze haar kind zal beladen met deze erfelijke last.
Meesterlijk aan Het kabinet van de familie Staal is de ongenaakbare, droge stijl. Entius blonk in haar vorige drie romans ook al uit in onderkoelde zinnen en nuchterheid, maar deze keer voegt ze daar humor aan toe. Dat levert precies de juiste mix op om het boek, dat in essentie benauwend is door de verstikkende jeugd, flair en lucht te geven. De stijl verraadt misschien nog het meeste dat Mees wanhopig probeert anders naar haar ouders te kijken. Hoewel in een van haar dromen de angst voor haar vader nog levensgroot is, is die angst in wat ze schrijft bijna verdampt omdat ze kan zien wie hij werkelijk was. Zo schrijft ze dat alle privileges aan Kobe waren voorbehouden: "in je kruis krabben, tussen je tenen pulken, uit je neus eten, iets zeggen, schelden, negers voor aap uitmaken, gastarbeiders voor tuig, winden laten, hoesten, de hond schoppen; kortom al die dingen die een man echt groot maken." De ironie druipt eraf en dat bevrijdt.
Tegelijk toont de roman een zeker mededogen met het feit dat ieder mens tekortschiet: veel falen is herkenbaar. Hilarisch is het moment waarop de familie op vakantie met de caravan achter de auto voor een drukke rotonde nabij Turijn staat, moeder niet weet welke kant ze op moeten, ze uiteindelijk midden in Turijn rondrijden als een buitenlandse bezienswaardigheid, om na een paar uur rondzwerven weer op dezelfde rotonde uit te komen. Niemand kan voldoen aan Kobes eisen. De oudste dochter Do moet een moertje vasthouden wanneer vader weer eens onder de motorkap duikt, maar laat hem uit zenuwen vallen. Kobe kan niets aan anderen overlaten, zoveel is duidelijk. Maar twijfelen aan zichzelf of zijn verwachtingen bijstellen, daar begint hij niet aan, zodat hij steeds tegen dezelfde teleurstellingen aanloopt. Kobe werd als kind verafschuwd door zijn moeder. Entius weert psychologische duiding, maar uiteraard komt daar een deel van Kobes kinderlijke gedrag vandaan: hij kende geen liefde.
De gevolgen hiervan zijn voor de kinderen. De middelste, de mooiste, raakt er volledig van in de war en moet worden opgenomen. Dan komt uit dat de meisjes door de enige vriend van hun vader seksueel misbruikt zijn, iets wat Kobe de opmerking ontlokt dat ze het er dan zelf wel naar gemaakt zullen hebben. Hij kan niet verkroppen dat zijn enige vriend hem ontrouw is geweest. Tegelijk blijft in het midden hoe onschuldig Kobe zelf zijn lievelingsdochter aanraakte. Net zoals onduidelijk blijft of hij zijn eerste kind, een zoontje dat een huilbaby was, gewurgd heeft of dat het aan wiegendood is overleden. Het zijn onderdrukte insinuaties, die de kinderen voorgoed hebben getekend. Nergens werd er over gesproken, waardoor alles kon gaan broeien. Voor de middelste dochter betekende dit dat ze de geheimen ging invullen met gruwelen en stemmen. Mees kreeg ook een tik van de fantastische molen, zij bezoekt denkbeeldig haar dode, inmiddels volwassen broer in het Märklintreinenlandschap van haar vader. Dat biedt troost. Het is de enige troost die ze kan krijgen. Haar ouders verbreken ieder contact met de kinderen nadat Mees op 16-jarige leeftijd opstandig is geworden. Jaren later, als haar vader allang dood blijkt, zoekt de moeder op zo'n rare manier toenadering, dat hun relatie definitief onmogelijk wordt. Waarschijnlijk had Mees met haar eigen kind een herkansing gekregen om haar pijn te verzachten en haar blik op het verleden te veranderen, maar uit angst voor het menselijk falen komt ze niet zover. Wat dit boek een slot geeft als een gevaarlijk uitroepteken, een paukenslag.
|