Yolanda Entius | luxe editie | fragment |
P&M Eind jaren negentig wilde drukkerij Raddraaier een boek maken over papier. Twaalf vormgevers mochten op diverse thema's helemaal hun gang gaan. Het boek zou een staalkaart worden van de ongekende mogelijkheden van de drukker. Ik werd gevraagd om bij al die thema's een verhaal te maken. Ik schreef een novelle in twaalf verhalen over papier met als onderliggend lijntje de zoektocht naar een huis in Frankrijk. Het eindresultaat mocht er wezen, maaar de verhalen, gedrukt in minuscule lettertjes die haaks op de leesrichting stonden, gingen verloren in een kakofonie van losgeslagen vormgevers. ISBN 9789490913670 €38,50
|
|
P&M is ook verkrijgbaar in een luxe editie! Wil je P&M in een speciale box samen met een foto naar keuze uit zeven en een cd waarop P&M wordt voorgelezen door Yolanda? Ga naar de site van Uitgeverij de Buitenkant. Deze editie verschijnt in een beperkte oplage van 25 stuks en is genummerd en gesigneerd.
|
Er zijn dingen die je zoekt, maar niet kunt vinden, en dingen die je vindt waarnaar je nimmer hebt gezocht. De vrouw, M. C. J. Entius, zoeken en vinden, zal het probleem niet zijn (haar adres staat op een verhuiskaartje, ze woont op de IJsselstraat nummer 108 in een gehucht in het Oosten van het land), maar de moeder vinden... Ik heb er geen beeld bij. Iemand vroeg me naar de aard van het moederschap. Ik deed mijn ogen dicht; er kwam niets. Het is daarom dat ik op zoek moet. Misschien is wat ik vind wel vals. Mijn moeder in een telefooncel omdat ze me van mijn vader niet mag bellen? Zou dat waar zijn? Als ik zeg dat mijn moeder met me heeft gebroken, kijken mensen me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Ik zal het toch wel andersom bedoelen. Nee, ik bedoel het zoals ik het zeg. Meteen daarop twijfel ik, want ik vind het zelf eigenlijk ook wel raar. Ben ik het die de feiten heeft verdraaid? Zo heb ik ook een verkeerd beeld van Peter. Het heeft zich in mijn hoofd genesteld: Peter loopt gebogen over straat, een regenjas fladdert om zijn lijf. Hij schuimt, als een soort Sherlock Holmes, de klinkers af. Hij heeft nog net geen vergrootglas in de hand, maar mét dat ik dit schrijf houdt hij een enorme loep voor zijn oog waardoor hij nog verder van de werkelijkheid komt te staan. 'Je zoekt niet; je vindt.' Peter zei het nog zo, en toch scharrelt daar die detective door de Pijp. (Welja de Pijp; Peter zuigt nu, puffend, aan een ouderwetse pijp; ik kan het ook niet helpen.) Maar ik zóek dit beeld ook niet natuurlijk, het komt tot mij, als Peters pistool tot hem. Maar waarom dan toch? Bij Peter en voorwerp F 226 is het duidelijk. Zonder de verzameling ray guns van Claus Oldenburg zou Peters oog misschien wel nooit op dit stuk plastic aan de rand van Nijmegen zijn gevallen, en zou 226 niet (in zekere zin) deel zijn geworden van de Oldenburg Collection. Claus weet uiteraard niets van deze uitbreiding van zijn verzameling, zomin als hij weet dat hij en Peter leden zijn van een zich almaar uitdijende verzameling van verzamelaars. Ik maak daar geen deel van uit. Weliswaar vond ik laatst op het erf een stuk hout in de vorm van een pistool, want dingen herkennen en classificeren werkt aanstekelijk, maar ik heb het laten liggen. Ik heb nog overwogen mijn houten pistool aan Peter te geven, maar hij kan er niets mee. Alleen die dingen die hij zelf vindt mag hij houden, rubriceren, dateren, etiketteren, lokaliseren, administreren en in een zakje doen. Op zoek naar een verklaring voor het beeld van de detective kom ik op het volgende: De Berg en Dalseweg is druk op een zaterdagmiddag in mei, heel druk. Het verkeer raast. Mensen zijn een dagje de stad uit en komen tegen die tijd zo zoetjes aan weer terug. Peter zei: 'De moeite die het kost om je gevonden voorwerp te pakken. Daar wordt het kostbaar van.' Zie hem nu gaan, Peter, hij loopt op de stoep en ziet iets liggen op het asfalt, hij wil het hebben, nu! Hij zei: 'Je moet het meteen pakken. Als je het later pakt is het moment en de noodzaak het te pakken weg.' Daar staat hij, tussen de geparkeerde auto's. Hij kijkt links, hij kijkt rechts, schat zijn mogelijkheden, spurt de weg op, bukt, grijpt, hebbes, beet! Hij zei: 'In tweede instantie komt de geaardheid van het voorwerp in zicht. Past het in een reeks, valt het binnen een orde? Is het een cijfer, een letter, een kammetje waarvan ik er al een heb?' Wat een vondst, daar voor dat huis op nummer 342 in Nijmegen. Hij heeft het in de hand, kijkt er naar en weet meteen wat het is: een pistool. De geaardheid van het voorwerp komt snel dit keer, heel snel, en de geaardheid van de vinder past zich daar in mijn hoofd bij aan. Hij is een gangster nu, Alain Delon, de huurmoordenaar in Le Samouraï van Jean-Pierre Melville. Maar het klopt niet, ik zei het al. Dit is Peter niet. Hij gaat niet, zoals ik, op zoek, hij loopt daar heel normaal (niks flodderige trenchcoat), zijn blik op oneindig of op de rug van zijn geliefde, Madelène, die daar nogal dromerig voor hem loopt, haar rechterhand strijkt over de toppen van de ligusterhaag die bijna in bloei staat. Peters gedachten zijn misschien wel bij het kattebelletje dat hij, nog geen uur daarvoor, op de Waalbrug vond. Hij is op weg naar vrienden en heeft een bloemetje gekocht. Verdomd, wat ruikt dat goed, die bos. Hij stopt zijn neus in het boeket, en dan, ja dan, in die beweging, valt zijn blik op dat stukje plastic op de grond. Zomaar, per ongeluk, en toch ook een beetje voorbestemd. Ík ben het, realiseer ik mij, ik ben het zelf. Ik: kromme detective die denkt dat als hij nou maar hard genoeg zoekt hij wel zal vinden, maar o, wat ben ik bang dat ik, juist omdat ik zo hardnekkig zoek, mijn doel voorbij zal schieten.
|
|